article banner
GrowthBlog

Internationaal goederenverkeer, onderaannemer niet langer vrijgesteld

Lode Agache Lode Agache

Diensten die verband houden met de invoer of uitvoer van goederen, zijn onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van btw (art. 41, §1, 3° Wbtw). Het betreft onder meer vervoer, laden, lossen, verpakken, opslag, douaneformaliteiten, etc. Deze vrijstelling wordt door de btw-administratie ook aanvaard indien de dienst wordt uitgevoerd door een onderaannemer. Er is met andere woorden ook een vrijstelling van btw in de relatie tussen de hoofdaannemer en de onderaannemer mits kan worden aangetoond dat de onderaanneming betrekking heeft op de invoer of uitvoer van goederen (bijv. door een verklaring van de hoofdaannemer).

Eerder dit jaar heeft het Hof van Justitie echter geconcludeerd dat deze vrijstelling beperkend moet worden geïnterpreteerd en dat deze enkel geldt wanneer de (vervoers)diensten ‘rechtstreeks’ aan de uitvoerder, invoerder of ontvanger van de goederen geleverd worden (H.v.J., 29/6/2017). De vrijstelling kan dan enkel toegepast worden in de relatie tussen de dienstverrichter en de uitvoerder, invoerder of ontvanger van de goederen.

Indien de dienstverrichter zelf een beroep doet op een onderaannemer, zou de vrijstelling niet langer kunnen worden toegepast en zou de onderaannemer dus btw moeten aanrekenen op de geleverde diensten.

De Belgische btw-administratie heeft reeds aangekondigd dat ze zich neerlegt bij deze rechtspraak. Naar verluidt is momenteel een circulaire in voorbereiding waarin de verstrengde interpretatie zal worden toegelicht.