article banner
direct tax

Betalingen aan belastingparadijzen, een helse bewijslast?

Bernd Sebrechts Bernd Sebrechts

Sinds 2010 zijn vennootschappen verplicht om bij hun aangifte het formulier 275F toe te voegen. Hierin moeten ze alle betalingen oplijsten aan personen die gevestigd zijn in belastingparadijzen, van zodra deze betalingen gezamenlijk meer dan €100.000 bedragen in het belastbaar tijdperk.

Eind vorig jaar publiceerde de fiscus een update[1] van de administratieve richtlijnen hieromtrent. We zetten daarom alles nog even op een rijtje.

Betalingen

De wet spreekt zonder onderscheid over ‘betalingen’. Hieronder vallen dus alle vormen van betaling: betalingen in contanten of per debet- of kredietkaart, overschrijvingen, betalingen in natura, alsook meer ‘exotische’ betaalmethoden, zoals cryptomunten. Verder is het van geen belang of de betaling rechtstreeks of onrechtstreeks wordt verricht. Ook betalingen die doorstromen naar belastingparadijzen via een tussenpersoon die niet gevestigd is in een belastingparadijs, vallen hier dus onder. De aangifteplicht geldt in zoverre de belastingplichtige weet – of redelijkerwijze geacht is te weten – dat hij een betaling heeft verricht aan een persoon die gevestigd is in een belastingparadijs.

Persoon

Het begrip ‘persoon’ omvat zowel de natuurlijke als de rechtspersoon, evenals elke andere vereniging van personen, en dit ongeacht of deze onderworpen zijn aan de inkomstenbelasting in die Staat.

Gevestigd in een belastingparadijs

Onder ‘gevestigd’ wordt verstaan: het beschikken over een adres en/of financiële rekening in één van de geviseerde Staten.

De Belgische belastingadministratie viseert volgende categorieën van belastingparadijzen:

  • staten die voorkomen op de lijst van niet-conforme (non compliant) of slechts gedeeltelijk conforme (partially compliant) Staten inzake de uitwisseling van inlichtingen op verzoek (de ‘OESO-lijst’)
  • staten zonder of met een lage belasting (de ‘Belgische lijst’)
  • staten die voorkomen op de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden (de ‘Europese lijst’).

Bij het schrijven van dit artikel staan 48 Staten op een lijst die onder één of meer van de bovenstaande categorieën vallen, waardoor deze worden aanzien als ‘belastingparadijs’. De Belgische belastingadministratie heeft een overzicht opgesteld van deze Staten. Dit overzicht kan u consulteren via deze link.

Tijdstip van kwalificatie

Vermits deze lijst regelmatig wijzigt, is het relevant om na te gaan wanneer een Staat onder één van de voorgenoemde categorieën valt om te bepalen of met een betaling rekening moet worden gehouden bij het nagaan van de 100.000-grens.

Voor de eerste en derde categorie wordt er gekeken naar het moment van de betaling. Wanneer een betaling wordt verricht naar een land op het moment dat dit land op één van deze lijsten staat, dan moet met deze betaling worden rekening gehouden.

Voor de tweede categorie (de Belgische lijst) moet worden nagegaan of een Staat op deze lijst staat zoals deze van kracht is op 1 januari van het aanslagjaar dat verbonden is met het belastbaar tijdperk waarbinnen de betaling is uitgevoerd.

Formaliteiten

Indien deze betalingen de grens van €100.000 in het belastbaar tijdperk overschrijden, is de belastingplichtige verplicht het formulier 275F aan de jaarlijkse aangifte toe te voegen. Het is van belang het formulier zelf te gebruiken en steeds samen met de aangifte in te dienen. Enig ander document wordt niet aanvaard. Ook een laattijdige indiening van het formulier staat gelijk aan een niet-indiening. We stellen hierbij vast dat de Administratie dus een zeer strenge en formalistische benadering hanteert, waarbij zij de minste schending van de formele regels aangrijpt om financiële sancties toe te passen ("form over substance").

Bewijslast en fiscale gevolgen

Niet-aangegeven betalingen zijn niet-aftrekbaar. Met andere woorden, slechts als de betalingen correct werden aangegeven via het formulier 275F, kan de aftrek worden gevrijwaard.

Bovenop de algemene aftrekvoorwaarden[2] moet voor deze betalingen worden aangetoond dat ze marktconform zijn, dat ze kaderen in werkelijke en oprechte verrichtingen en dat de genieter geen ‘artificiële constructie’ is. Dit laatste moet gebeuren op basis van objectieve en verifieerbare elementen die het fysiek bestaan van de buitenlandse onderneming aantonen.

Er bestaat ook een algemene ficheverplichting voor bepaalde betalingen (commissies, erelonen, bezoldigingen, …). Indien een betaling aan een persoon gevestigd in een belastingparadijs dergelijke vergoedingen omvat, zal er dus een dubbele aangifteverplichting ontstaan. Wanneer deze  vergoedingen niet op een afzonderlijke fiche worden vermeld, kan een aanslag geheime commissielonen worden toegepast.

Conclusie

Om te vermijden dat de aftrekbaarheid van betalingen aan belastingparadijzen wordt betwist, is dus enige voorzichtigheid geboden.  

Gezien de niet-evidente bewijslast is het aangeraden om proactief te handelen. Het is namelijk mogelijk dat door een aanpassing van de lijst, bepaalde betalingen plots moeten worden opgenomen op het formulier, waardoor u onverwacht onderworpen bent aan bijkomende verplichtingen. Deze proactieve bewijsvergaring wint bovendien aan belang. De fiscus is immers actief bezig met het controleren van betalingen vermeld op het formulier 275F. In de discussie of de oprechtheid en werkelijkheid van de betalingen kan worden aangetoond, durft de fiscus dan wel eens de hakken in het zand te steken.

 

[1] Circulaire 2021/C/112 van 20 december 2021

[2] Art. 49 WIB92