article banner
direct tax

Fiscale aftrekbaarheid intrestlasten voor dividenduitkering weer onder vuur

Chris Peeters Chris Peeters

Een drietal jaar geleden meldden we reeds dat diverse rechtbanken en hoven van beroep geoordeeld hadden dat intrestlasten om een kapitaalvermindering en/of een dividenduitkering te financieren, fiscaal niet aftrekbaar zijn. Ondertussen zijn enkele van die rechtszaken tot voor het Hof van Cassatie gekomen, waarbij de niet-aftrekbaarheid behouden bleef. Daarenboven heeft het Hof van Beroep te Antwerpen in een nieuw arrest de fiscale aftrekbaarheid van intrestlasten geweigerd.

In de bewuste zaak haalden een aantal aandeelhouders de aandelen van een genoteerd bedrijf van de beurs. Een deel van hun overnameschulden werd gefinancierd door middel van de uitkering van een zogenaamd “superdividend” vanuit het bedrijf, na de overname. Om dat dividend echter te kunnen uitbetalen, ging het bedrijf leningen aan. Een klassiek voorbeeld van een zogenaamde “debt push down”.

Hoewel de leningen niet specifiek werden aangegaan om de dividenduitkering te financieren, komt het Hof tot het besluit dat uit de feiten kan worden afgeleid dat de intrestlasten van het bedrijf wel dienden voor de financiering van het dividend.

Er werd dus door het bedrijf onvoldoende bewijs aangebracht dat de leningen (en de intrestlast) werden aangegaan om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, één van de basisvoorwaarden opdat kosten fiscaal aftrekbaar zouden zijn.

Het bedrijf had nochtans (onder meer) aangevoerd dat de lening werd aangegaan om het verlies te voorkomen van activa die op hun beurt worden gebruikt om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Inderdaad, zou een bedrijf, waarin door de algemene vergadering tot een dividend is besloten, mogelijk onvoldoende liquide middelen kunnen hebben voor de uitkering van het dividend en bijgevolg genoodzaakt kunnen zijn (een deel van) haar activa (die inkomsten genereren) te verkopen? Het Hof lijkt in casu echter te vereisen dat dergelijk bewijs zeer concreet moet verschaft worden. Het lijkt niet te volstaan om een algemene schets van de evolutie in investeringen en resultaten van het bedrijf als argument in te roepen.

Wellicht zal ook tegen deze jongste uitspraak een procedure bij het Hof van Cassatie worden opgestart.

Het mag duidelijk zijn dat het laatste woord over deze materie nog niet is gezegd. Toch is de (voorlopige) eensgezindheid in de rechtspraak (niet altijd in de argumentatie, wel in het eindoordeel) voldoende reden om de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen bij de toepassing van een combinatie van schuldfinanciering en dividenduitkeringen in de praktijk (onder andere bij overnamestructurering). Een degelijk en tijdig documenteren van de doeleinden en de wenselijkheid van een financiering is alleszins zeker aan te bevelen om de fiscale aftrekbaarheid van intrestlasten te onderbouwen.