article banner
accountancy en business process solutions

Winstuitkeringen bij naamloze vennootschappen (nv's)

Sébastien Gatellier Sébastien Gatellier

Voor vele vennootschappen valt het tweede kwartaal van het jaar samen met de beslissing van de aandeelhouders over de bestemming van de jaarresultaten van de onderneming. Wij maken van deze nieuwsbrief gebruik om terug te komen op enkele regels die van toepassing zijn op naamloze vennootschappen. Daarbij baseren we ons op de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV).

Het gewone en het tussentijdse dividend

Bij de goedkeuring van de jaarrekening is de gewone algemene vergadering bevoegd om een 'gewoon' dividend toe te kennen.

Volgens een arrest van het Hof van Cassatie uit 2003 heeft de vergadering ook de bevoegdheid om een 'tussentijds' dividend te verdelen.

Een bijzondere algemene vergadering kan besluiten om over te gaan tot een dergelijke tussentijdse dividenduitkering. Het dividend kan worden uitgekeerd uit de beschikbare reserves en de overgedragen winst zoals opgenomen in de goedgekeurde jaarrekening van de vennootschap.

Boekhoudkundig lijkt de beslissing van een bijzondere algemene vergadering om een tussentijds dividend uit te keren, op de uitkering van een gewoon dividend, en dus moet de resultaatverwerkingstabel worden gebruikt om de volgende boeking te doen:

694        Vergoeding van het kapitaal                       

               aan        471        Dividenden van het boekjaar

Zowel voor het gewone als voor het tussentijdse dividend wordt de bovengrens van het uit te keren bedrag berekend door middel van een nettoactieftest die we hierna beschrijven.

Geen uitkering mogelijk zonder nettoactieftest

De nettoactieftest is een verplichte test die vόόr elke voorgenomen winstverdeling moet worden uitgevoerd.

Artikel 7:212 van het WVV definieert het nettoactief als het totaalbedrag van de activa, verminderd met de voorzieningen, de schulden en de nog niet afgeschreven bedragen van de oprichtings- en uitbreidingskosten en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling.

In een uitzonderlijk geval, dat in de toelichtingen bij de jaarrekening moet worden vermeld en verantwoord, kunnen de niet-afgeschreven bedragen van de oprichtings- en uitbreidingskosten buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van het nettoactief. In de praktijk is dat moeilijk toe te passen, te meer omdat, door het ontbreken van toekomstige economische voordelen, de activering van deze kosten zal worden geannuleerd.

Gelet op de voorgenomen winstuitkering mag het nettoactief zoals dat uit de jaarrekening blijkt, in geen geval lager zijn dan de som van de volgende elementen:

  • het bedrag van het gestorte kapitaal of van het opgevraagde kapitaal als dat hoger is
  • alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd.

Wat die reserves betreft, wordt het niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarden gelijkgesteld met een krachtens de wet als onbeschikbaar gestelde reserve.

Bovendien mag niet worden vergeten dat naamloze vennootschappen verplicht zijn om een bedrag van ten minste een twintigste van de nettowinst in te houden voor de vorming van een reservefonds, de wettelijke reserve. De verplichting tot die inhouding houdt op wanneer deze reserve een tiende van het kapitaal van de vennootschap heeft bereikt.

Die elementen hebben dus mogelijk een bijkomende impact op het bedrag dat daadwerkelijk kan worden uitgekeerd. Samengevat wordt dat bedrag dus als volgt berekend:

Totaalbedrag van het actief

min voorzieningen

min schulden                            

min nog niet afgeschreven bedragen van de oprichtings- en uitbreidingskosten

min nog niet afgeschreven bedragen van de onderzoeks- en ontwikkelingskosten

= nettoactief

min bestanddelen van het eigen vermogen die krachtens de wet of de statuten onbeschikbaar zijn, waaronder:

  • het gestorte kapitaal (rekening 100 van de MAR) of het opgevraagde kapitaal als dat hoger is
  • de onbeschikbare inbrengen buiten kapitaal (rekening 111 van de MAR)
  • het niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarden (rekening 12 van de MAR)
  • de wettelijke reserves (rekening 130 van de MAR)
  • de andere onbeschikbare reserves (rekening 131 van de MAR), namelijk:
    • de statutair onbeschikbare reserves (rekening 1311 van de MAR)
    • de reserve voor eigen aandelen (rekening 1312 van de MAR)
    • de financiële steunverlening (rekening 1313 van de MAR)
    • de overige onbeschikbare reserves (rekening 1319 van de MAR)
  • de kapitaalsubsidies (rekening 15 van de MAR)

= maximaal uitkeerbaar bedrag.

Interim-dividenden

De statuten kunnen aan het bestuursorgaan de bevoegdheid verlenen om uit het resultaat van het boekjaar een interim-dividend uit te keren.

Die uitkering mag alleen gebeuren uit:

  • de winst van het lopende boekjaar
  • de winst van het voorgaande boekjaar zolang de jaarrekening van dat boekjaar nog niet is goedgekeurd, maar ook rekening houdend met het overgedragen verlies of de overgedragen winst.

Elke onttrekking aan de bestaande reserves is dus uitgesloten. Uiteraard dient er ook rekening te worden gehouden met de reserves die volgens een wettelijke of statutaire bepaling moeten worden gevormd.

Voor de beoogde uitkering van een interim-dividend moet het bestuursorgaan een staat opmaken van de activa en passiva op een datum die niet meer dan twee maanden mag voorafgaan aan de daadwerkelijke beslissing om een interim-dividend uit te keren. Die staat stelt het bestuursorgaan in staat om het bedrag van het interim-dividend te bepalen en te controleren of de door de nettoactieftest opgelegde voorwaarden vervuld zijn, zoals de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) trouwens recent heeft verduidelijkt in haar advies 2021/02.

Als de vennootschap een commissaris heeft aangesteld, moet die de door het bestuursorgaan opgemaakte tussentijdse staat beoordelen en zelf ook een beperkt beoordelingsverslag opstellen dat bij zijn controleverslag wordt gevoegd.

De problematiek van een te hoog interim-dividend

Als het interim-dividend hoger is dan het bedrag van het later door de algemene vergadering vastgestelde dividend, wordt het verschil als een voorschot op het volgende dividend beschouwd. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de winst van het jaar lager is dan de winst die in de eerste tussentijdse staat werd vermeld.

Als het bestuursorgaan de voormelde regels voor de uitkering van een interim-dividend correct heeft nageleefd, wordt het te veel betaalde bedrag beschouwd als definitief verworven door de aandeelhouders. De vennootschap kan dit saldo in principe niet terugvorderen. Daarom is de CBN van mening dat dit saldo niet als een actief mag worden beschouwd. Het is immers geen schuldvordering die de vennootschap in het algemeen kan innen.

Dit geeft de volgende boeking:

14           Overgedragen winst/verlies                        

               aan        694        Vergoeding van het kapitaal 

De CBN beveelt in dergelijke gevallen bovendien aan dit te vermelden in een toelichting bij de jaarrekening.

Als blijkt dat de regels voor het uitkeren van een interim-dividend niet werden nageleefd en het bestuursorgaan bijgevolg kan vaststellen dat het saldo terugvorderbaar is, wordt het te veel betaalde bedrag als volgt bij de vorderingen geboekt:

416        Diverse vorderingen                       

               aan        694        Vergoeding van het kapitaal

Conclusies

De regels voor winstuitkeringen bij naamloze vennootschappen zijn streng vastgelegd in het WVV.

Bij niet-naleving kunnen strafrechtelijke sancties worden opgelegd aan het bestuursorgaan, dat ook aansprakelijk kan worden gesteld. Bovendien moeten de aandeelhouders en alle andere begunstigden elke uitkering die zij ten onrechte hebben ontvangen, terugstorten als de vennootschap kan bewijzen dat ze van de onregelmatigheid op de hoogte waren of ze er gezien de omstandigheden niet onkundig konden van zijn.

Daarom raden wij aan altijd advies in te winnen bij uw gecertificeerde accountant. Hij kan met u de bedragen bevestigen die effectief kunnen worden verdeeld, alsook de tussentijdse staten die eventueel moeten worden opgesteld. Voor vennootschappen zonder aangestelde commissaris kan elke gecertificeerde accountant de tussentijdse staat beoordelen om te bevestigen dat het bedrag van het interim-dividend dat u wenst uit te keren, is toegestaan.