article banner
social

Brexit - Werkzaamheden als zelfstandige of gecombineerde werkzaamheden

Jeroen Bouwsma Jeroen Bouwsma

Deze bijdrage is het derde en laatste deel van onze Brexit-reeks betreffende vrij verkeer van personen en coördinatie van de sociale zekerheid[1].

In dit deel belichten we de vaststellingsregels over de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving voor de personen die werkzaamheden anders dan in loondienst verrichten en de personen die zowel werkzaamheden in loondienst als werkzaamheden anders dan in loondienst verrichten.

Personen die werkzaamheden anders dan in loondienst verrichten

Algemene regel

Tenzij in het geval van detachering, van het verrichten van werkzaamheden in twee of meer staten of van vrijwillige of voortgezette verzekering, geldt als basisregel dat personen die werkzaamheden anders dan in loondienst[2] verrichten (hierna: de ‘zelfstandigen’) in een staat onderworpen zijn aan de socialezekerheidswetgeving van die staat (‘lex loci laboris’ of ‘werklandprincipe’).

Detachering

Onder detachering van zelfstandigen op vlak van sociale zekerheid verstaat men de situatie waarbij een persoon, die werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten in een staat (de ‘gewoonlijke werkstaat’) gedurende een bepaalde periode werkzaamheden van gelijke aard in een andere staat (de ‘tijdelijke werkstaat’) gaat verrichten.

In geval van detachering blijft de zelfstandige onderworpen aan de socialezekerheidswetgeving van de gewoonlijke werkstaat indien de te verwachten duur van de werkzaamheden in de tijdelijke werkstaat niet meer dan 24 maanden bedraagt.

Verrichten van werkzaamheden in twee of meer staten (waaronder het VK)

Indien een zelfstandige, gelijktijdig of afwisselend, op het grondgebied van een of meer lidstaten én van het VK een of meer afzonderlijke werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, ongeacht de aard van deze anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, dan is hij onderworpen aan de socialezekerheidswetgeving van de staat waar hij woont (de ‘woonstaat’) indien hij in zijn woonstaat een ‘substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden’ verricht.

Onder het verrichten in een staat van een ‘substantieel gedeelte van de werkzaamheden’ wordt begrepen dat in die staat een kwantitatief substantieel deel van alle werkzaamheden wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijkerwijs om het grootste deel van deze werkzaamheden hoeft te gaan.

Om dit te beoordelen, heeft men een aantal indicatieve criteria vastgelegd[3]. Zo houdt men voor de beoordeling van het substantieel gedeelte van werkzaamheden anders dan in loondienst rekening met de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten of het inkomen.

Daarbij geldt in het algemeen dat een aandeel van minder dan 25% voor de bovengenoemde criteria als indicatie dat een substantieel gedeelte van de werkzaamheden niet in de betrokken staat wordt verricht.

Indien de ‘multi-state’-zelfstandige geen substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in zijn woonstaat verricht, dan is hij onderworpen aan de wetgeving van de staat waar zich het ‘centrum van belangen’ van zijn werkzaamheden bevindt.

Dit ‘centrum van belangen’ wordt bepaald aan de hand van alle elementen waaruit de beroepswerkzaamheden van de zelfstandige bestaan, met name de vaste en blijvende plaats van waaruit hij zijn werkzaamheden verricht, de gebruikelijke aard of de duur van de uitgeoefende werkzaamheden, het aantal verleende diensten, alsmede de intentie van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt[4].

Verrichten van werkzaamheden in twee of meer Lidstaten (en niet in het VK)

Wanneer een zelfstandige in twee of meer Lidstaten (en niet in het VK) werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, doch geen substantieel gedeelte van die werkzaamheden verricht in de woonstaat, is de wetgeving van het VK van toepassing indien het centrum van belangen van zijn werkzaamheden zich in het VK bevindt.

Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien de zelfstandige in het VK woont (en aldaar zijn centrum van belangen heeft) en gedurende een periode van 8 maanden afwisselend maar toch exclusief in België en Nederland werkzaamheden zal verrichten.

Personen die zowel werkzaamheden in loondienst als werkzaamheden anders dan in loondienst verrichten

Voor personen met een ‘gemengd statuut’, namelijk personen die in twee of meer staten werkzaamheden in loondienst én werkzaamheden anders dan in loondienst plegen te verrichten, geldt het principe dat zij onderworpen zijn aan de wetgeving van de staat waar deze personen werkzaamheden in loondienst verrichten.

Indien deze personen werkzaamheden in loondienst verrichten in twee of meer staten én daarenboven werkzaamheden anders dan in loondienst in een of meer andere staten plegen te verrichten, wordt de toepasselijke wetgeving vastgesteld overeenkomstig de vaststellingsregels voor ‘multi-state’-werknemers[5].

Besluit

Het lijkt erop dat wat de toepasselijke socialezekerheidswetgeving in het kader van grensoverschrijdende tewerkstelling tussen een Lidstaat van de EU en het VK betreft, de Brexit weinig impact heeft, aangezien ‘grosso modo’ dezelfde vaststellingsregels blijven gelden dan toen het VK nog een Lidstaat van de EU was. Wel verdient het aanbeveling om, gezien de complexiteit van de vaststellingsregels, zeker in het geval van ‘multi-state’-tewerkstelling, een voorafgaandelijke analyse van de tewerkstellingssituatie uit te voeren teneinde het toe te passen socialezekerheidsstelsel vast te stellen. Het toepassen van de verkeerde socialezekerheidswetgeving en de eventuele rechtzetting daarvan zal immers nadelige gevolgen voor zowel de werkgever als de werknemer of de zelfstandige met zich meebrengen.  

Daarenboven mag niet uit het oog worden verloren dat men bij grensoverschrijdende tewerkstelling ook met andere juridische en fiscale aspecten rekening moet houden (o.a. toelating tot arbeid, toepasselijk arbeidsrecht, sociaalrechtelijke formaliteiten, fiscale vaste inrichting, personenbelasting, etc.).

 

[1] De vorige bijdragen vindt u hier: https://www.grantthornton.be/insights/articles/Brexit-en-het-einde-van-het-vrij-verkeer-van-personen (deel 1) en https://www.grantthornton.be/insights/articles/Brexit-en-impact-sociale-zekerheid (deel 2).

[2] Overeenkomstig artikel SSC.1, (b) van het Protocol zijn ‘werkzaamheden anders dan in loondienst’: “werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de staat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen”. Het is dus op basis van de nationale wetgeving van de staat waar de werkzaamheden worden verricht dat een beoordeling moet gebeuren.

[3] Artikel SSCI.13, par. 11 van de Bijlage SSC-7.

[4] Artikel SSCI.13, par. 12 van de Bijlage SSC-7.

[5] Zoals bepaald in artikel SSC.12, lid 1 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid. Voor meer toelichting: zie deel 2 van onze Brexit-reeks betreffende vrij verkeer van personen en coördinatie van de sociale zekerheid.