article banner
Directe belastingen

Een kapitaalvermindering zonder verrassingen - anno 2019

Chris Peeters Chris Peeters

De spelregels inzake (het belastingvrij uitkeren van) kapitaalverminderingen zijn grondig gewijzigd (art. 18 WIB’92). De fiscale gevolgen zijn nu afhankelijk van de samenstelling van het volledig eigen vermogen, en de vrije keuze welke elementen worden uitgekeerd, is afgeschaft. De fiscus heeft ondertussen een en ander verduidelijkt (circulaire 2018/C/103 dd. 2/8/2018). Om onaangename verrassingen te vermijden, overlopen we kort de belangrijkste aandachtspunten.

De uitkering van gestort kapitaal is belastingvrij in hoofde van de aandeelhouders. De uitkering van opgebouwde reserves daarentegen is principieel belastbaar, ongeacht de wijze waarop dit gebeurt (dividend, liquidatiebonus, kapitaalvermindering, …). Tot 2017 kon de vennootschap bij een kapitaalvermindering vrij kiezen op welk bestanddeel van het kapitaal dit werd aangerekend. Enkel in de mate dat de kapitaalvermindering betrekking had op geïncorporeerde reserves, werd de terugbetaling dan fiscaal behandeld als een dividend.

Vandaag kan u niet meer vrij kiezen hoe de aanrekening gebeurt. De vermindering wordt automatisch pro rata aangerekend op het gestort kapitaal, de belaste uitkeerbare reserves (al dan niet in het kapitaal geïncorporeerd) en de in het kapitaal geïncorporeerde belastingvrije reserves. Dit geeft sneller aanleiding tot een dividend zodat – behoudens vrijstelling – roerende voorheffing moet worden inhouden.

Voor deze pro rata verdeling wordt de kapitaalvermindering vermenigvuldigd met volgende breuk:

gestort kapitaal

gestort kapitaal + belaste uitkeerbare reserves + geïncorporeerde vrijgestelde reserves

Hierbij wordt geen rekening gehouden met o.a. wettelijke reserve ten belope van het wettelijk minimum, niet in het kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves en de liquidatiereserve.

Het uiteindelijk (fictief) dividend wordt in eerste instantie aangerekend op de geïncorporeerde belaste reserves, dan op de niet geïncorporeerde belaste reserves en tenslotte op de geïncorporeerde vrijgestelde reserves. Indien – en in de mate dat – de terugbetaling betrekking heeft op belastingvrije reserves, is bovendien vennootschapsbelasting verschuldigd door de uitkerende vennootschap wegens het niet langer voldoen aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde.

Als gevolg van deze fictie zal het fiscaal gestort kapitaal groter zijn dan het boekhoudkundig kapitaal. In de aangifte van de vennootschap moet het fictief dividend dan ook opgenomen worden als een ‘negatieve reserve in kapitaal’. Op die manier zal een latere dividenduitkering uit de reserves niet (nogmaals) onderworpen worden aan roerende voorheffing indien hierover naar aanleiding van een kapitaalvermindering reeds roerende voorheffing is geheven.

Om een verschil tussen het fiscaal volstort kapitaal en het boekhoudkundig kapitaal te vermijden, kan u ervoor opteren om spontaan de geplande kapitaalvermindering pro rata te verminderen en het saldo effectief aan te merken als dividend. Indien de opdeling correct wordt berekend en verwerkt, zal in dat geval de resterende kapitaalvermindering niet nogmaals worden geprorateerd.

Graag wijzen wij nog op volgende bijzondere aandachtspunten:

Wachtperiode voor vastgeklikte reserve en VVPRbis-kapitaal

Als u destijds reserves heeft ‘vastgeklikt’ (d.w.z. met betaling van slechts 10% roerende voorheffing in het kapitaal heeft ingebracht onder de tijdelijke regeling van de programmawet van 28 juni 2013), dan is er alsnog roerende voorheffing verschuldigd als deze reserves binnen de eerste 8 jaar na de kapitaalverhoging (4 jaar voor kmo-vennootschappen onder art. 15 W.Venn.) worden terugbetaald. Een kapitaalvermindering binnen deze wachtperiode zal bij voorrang worden aangerekend op het kapitaal dat gevormd is door reserves vast te klikken.

Ook het kapitaal dat recht geeft op het verlaagd tarief VVPRbis, zal bij kapitaalvermindering bij voorrang worden uitgekeerd.

Kapitaalvermindering tussen vennootschappen

In hoofde van de vennootschap-aandeelhouder is het fictief dividend belastbaar als een onderschatting van de aandelen in de reservetabel van de aangifte. Indien de voorwaarden hiertoe voldaan zijn, kan de DBI-aftrek worden toegepast en kan de kapitaalvermindering alsnog volledig belastingvrij opstromen.

Een verrassende situatie kan zich echter voordoen wanneer uw (holding)vennootschap destijds een deelneming heeft verworven voor een prijs die kleiner is dan het gestort kapitaal van de verworven vennootschap. De fiscus is immers van oordeel dat, indien de terugbetaling van het gestort kapitaal groter is dan de boekwaarde van de aandelen, deze ‘meerwaarde’ integraal moet worden belast. Dit kan immers in hoofde van de verkrijgende vennootschap niet aangemerkt worden als een ontvangen dividend (dat aanleiding geeft tot DBI-aftrek), noch als een vrijgestelde gerealiseerde meerwaarde op aandelen.

Kapitaalvermindering in natura

Een kapitaalvermindering (of dividend) kan ook in natura worden uitgekeerd. In dat geval moet worden uitgegaan van de werkelijke waarde van de uitgekeerde goederen (en dus niet van de boekwaarde). Vaak zal dit aanleiding geven tot een belastbare meerwaarde. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft onlangs een ontwerpadvies gepubliceerd omtrent de boekhoudkundige verwerking van een uitkering in natura. 

De uitkerende vennootschap zal ook in dit geval roerende voorheffing moeten betalen. Aangezien deze niet kan worden ‘ingehouden’, wordt deze vaak ten laste genomen (i.e. brutering van het dividend).