article banner
Direct tax

Impact vrijgestelde buitenlandse inkomsten op belastingverminderingen

Bart Verstuyft Bart Verstuyft

Een Belgisch rijksinwoner is verplicht om in zijn Belgische aangifte in de personenbelasting zijn wereldwijd inkomen aan te geven, zelfs wanneer dit buitenlands inkomen – op basis van de internationale richtlijnen – belast is in het buitenland. Het buitenlands inkomen wordt in dat geval wel vrijgesteld van belasting in België. Echter, voor de bepaling van het belastingtarief wordt het buitenlands inkomen wel in aanmerking genomen. Dit is de zogenaamde ‘vrijstelling met progressievoorbehoud’: de buitenlandse inkomsten worden op zich vrijgesteld, maar zorgen er wel voor dat de in België belastbare inkomsten zwaarder belast worden.

Dit kan ook als gevolg hebben dat bepaalde ‘persoons- en gezinsgebonden’ tegemoetkomingen geheel of gedeeltelijk verloren gaan. Dit was bijvoorbeeld het geval voor gehuwden waarbij het recht op de verhoging van de belastingvrije som voor kinderen ten laste verloren ging indien de partner met de hoogste beroepsinkomsten vrijgestelde buitenlandse inkomsten ontving. Reeds in 2013 oordeelde het Europees Hof van Justitie (12 december 2013, C-303/12, Imfeld en Garcet) dat dit in strijd is met het vrij verkeer van werknemers. In navolging hiervan werd de wetgeving aangepast en geniet de partner met de laagste inkomsten alsnog van de verhoging.

Recent heeft het Europees Hof van Justitie (14 maart 2019, zaak C-174/18, Jacob-Lennertz t. Belgische Staat) nogmaals geoordeeld dat vrijgestelde buitenlandse inkomsten niet mogen leiden tot een (gedeeltelijk) verlies van belastingvoordelen. Het hof stelt daarbij uitdrukkelijk dat het begrip ‘persoonlijke en gezinssituatie’ in ruime zin moet worden uitgelegd. De Belgische verminderingen uit hoofde van langetermijnsparen, met dienstencheques betaalde prestaties, energiebesparende uitgaven in een woning, uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand en giften zijn bedoeld om de belastingplichtige te stimuleren om uitgaven en investeringen te doen die noodzakelijkerwijs van invloed zijn op zijn fiscale draagkracht. De Belgische wetgever moet er met andere woorden voor zorgen dat ook rijksinwoners met buitenlands inkomen ten volle kunnen genieten van de toepassing van deze belastingvoordelen.

Wij merken hierbij op dat de gewijzigde belastingberekening ingevolge de regionalisering van de personenbelasting dit probleem reeds gedeeltelijk heeft opgelost. Echter, mogelijks doet er zich nog steeds een benadeling voor ten opzichte van rijkswoners met enkel Belgische inkomsten. De vraag rijst hoe de Administratie zal reageren op deze nieuwe veroordeling.