article banner
Legal

Insolventierecht vernieuwd

Ook vzw's en vrije beroepers kunnen voortaan failliet gaan

Het insolventierecht helpt u wanneer u geconfronteerd wordt met een klant die zijn geldelijke verplichtingen niet kan nakomen, of – erger - wanneer u zelf uw geldelijke verplichtingen niet kan nakomen. Best belangrijk dus. Wel, op 1 mei 2018 treedt een vernieuwd, sterk uitgebreid insolventierecht in werking.

Hieronder zoomen we kort in op de belangrijkste vernieuwingen, met name de integratie van het insolventierecht in het Wetboek van Economisch Recht, zijn verruimd toepassingsgebied, enkele nieuwigheden inzake bestuurdersaansprakelijkheid en de maatregelen die een snelle herstart van de gefailleerde moeten mogelijk maken.

Integratie insolventierecht in het Wetboek van Economisch Recht

Het insolventierecht zit momenteel nog verspreid in twee afzonderlijke wetten, met name de Faillissementswet van 8 augustus 1997 en de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (ook 'WCO' genoemd). Deze twee wetten zullen nu geïntegreerd worden opgenomen in het Wetboek van Economisch Recht (hierna 'WER'), in een nieuw Boek XX, getiteld "Insolventie van Ondernemingen".

Verruimd toepassingsgebied: ook vzw's en vrije beroepers onderhevig aan insolventierecht

De belangrijkste innovatie van het vernieuwd insolventierecht is dat zijn toepassingsgebied gevoelig wordt verruimd. Tot op heden was de Faillissementswet enkel van toepassing op handelsvennootschappen en handelaars, terwijl de WCO-procedures ook van toepassing zijn op handelsvennootschappen, handelaars, landbouwers, landbouwvennootschappen en burgerlijke vennootschappen met handelsvorm (met uitzondering van vrije beroepers). Vrije beroepers en vzw's konden dus enerzijds niet failliet worden verklaard, maar konden anderzijds ook geen gebruik maken van de procedures van de WCO.

Het vernieuwd insolventierecht maakt komaf van dit beperkt en afwijkend toepassingsgebied door een nieuw begrip 'onderneming' als aanknopingspunt te introduceren. Een 'onderneming' in de zin van het insolventierecht wordt:

  • iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
  • iedere rechtspersoon
  • iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.

Naast hen die reeds onderhevig waren aan het insolventierecht (handelaars en handelsvennootschappen), vallen onder dit nieuw ondernemingsbegrip dus ook de vrije beroepers, vzw's en stichtingen, net als tal van andere natuurlijke personen (bijv. kunstenaars, psychotherapeuten, Airbnb-verhuurders, Uber-chauffeurs). Deze actoren kunnen vanaf 1 mei 2018 dus ook failliet worden verklaard of een beroep doen op de procedure van gerechtelijke reorganisatie.

Nieuwigheden inzake bestuurdersaansprakelijkheid

Vandaag kunnen bestuurders van vennootschappen die failliet worden verklaard, al voor een aantal zaken aansprakelijk worden gesteld. Deze aansprakelijkheidsgronden kan men vandaag nog terugvinden in het Wetboek van vennootschappen, maar zullen met ingang van 1 mei 2018 worden ondergebracht in het WER. Dit zorgt ervoor dat deze aansprakelijkheidsgronden van toepassing worden op alle 'ondernemingen' (met uitzondering van de natuurlijke personen die een zelfstandige activiteit uitoefenen). Vanaf 1 mei 2018 zullen bestuurders van vzw's en vennootschappen waarin een vrij beroep wordt uitgeoefend, dan ook onderhevig zijn aan deze aansprakelijkheidsgronden.

De aansprakelijkheidsgronden viseren telkens alle huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijkse bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsook alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad (hierna kortweg 'bestuurders' genoemd).

• Aansprakelijkheid voor kennelijk grove fout

Ten eerste is er de aansprakelijkheid van de bestuurders die een kennelijk grove fout hebben begaan die heeft bijgedragen tot het faillissement. Bestuurders die zich hieraan schuldig hebben gemaakt, kunnen persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van het nettopassief ('het tekort') dat uit het faillissement resulteert.

Gelukkig is er een uitzondering voorzien voor 'kleine' ondernemingen. De aansprakelijkheidssancties zijn immers niet toepasselijk wanneer de gefailleerde onderneming:

  • over de drie boekjaren vóór het faillissement een gemiddelde omzet heeft van minder dan €620.000 (excl. btw), en
  • bij het einde van het laatste boekjaar een balanstotaal heeft van maximaal €370.000, of
  • een vzw, ivzw of stichting is die een vereenvoudigde boekhouding voert.

Nieuw is dat vanaf nu niet enkel de curator de vordering kan instellen, maar ook elke benadeelde schuldeiser.

• Aansprakelijkheid voor sociale bijdragen

Ten tweede wordt de objectieve aansprakelijkheid voor niet-betaalde sociale bijdragen van toepassing op bestuurders van de ondernemingen in de zin van het nieuwe insolventierecht. Deze aansprakelijkheidsgrond geldt voor bestuurders die in een periode van vijf jaar voorafgaand aan het faillissement, betrokken zijn geweest bij minstens twee faillissementen of vereffeningen met socialezekerheidsschulden. Zij zijn dan aansprakelijk voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen, met inbegrip van de verwijlinteresten.

Hier is geen uitzondering voor bestuurders van 'kleine' ondernemingen voorzien.

Zulke aansprakelijkheidsvordering kan worden ingesteld door de curator en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ('RSZ').

• Aansprakelijkheid voor voortzetten reddeloze onderneming

Tot slot wordt een nieuwe aansprakelijkheidsgrond in het insolventierecht geïntroduceerd, met name de aansprakelijkheid van bestuurders die een reddeloos verloren onderneming voortzetten. Hiertoe kan worden besloten indien de bestuurder op een ogenblik voorafgaand aan het faillissement, wist of behoorde te weten dat er kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om een faillissement te vermijden en hierbij niet handelde zoals een normaal en voorzichtig bestuurder, geplaatst in dezelfde omstandigheden, zou hebben gehandeld. Zulke bestuurders kunnen persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van het nettopassief ('het tekort') dat uit het faillissement resulteert.

Ook hier is geen uitzondering voor bestuurders van 'kleine' ondernemingen voorzien.

Enkel de curator kan deze vordering instellen.

Snelle herstart gefailleerde wordt mogelijk

De wetgever heeft de ambitie om gefailleerden te goeder trouw een tweede kans en een snelle herstart na faillissement mogelijk te maken. Hij heeft dan ook een aantal maatregelen voorzien die hiertoe moeten bijdragen.

Ten eerste wordt de samenstelling van de failliete boedel beperkt. Vroeger was het zo dat alle goederen die de gefailleerde verwierf tijdens de faillissementsprocedure, deel uitmaakten van de boedel. Vanaf nu geldt dit slechts voor goederen die worden verkregen op basis van een situatie die voor het faillissement bestond. Dit betekent dat opbrengsten die de gefailleerde na opening van het faillissement heeft verkregen uit bijvoorbeeld een nieuwe job of uit schenkingen of erfenissen, geen deel meer uitmaken van de boedel en dus voor de gefailleerde verworven blijven.

Verder heeft de insolventierechtbank de mogelijkheid nog voor de sluiting van het faillissement de restschulden (dit zijn de aan het einde van het faillissement onbetaald gebleven schulden) van een gefailleerde natuurlijke persoon kwijt te schelden.

Nog vernieuwing op komst

Na de vernieuwing van het insolventierecht, is de regering volop bezig met de uitwerking van een aantal andere, heel grote vernieuwingen. Zo is er de grondige modernisering van het ondernemingsrecht, een nieuw Wetboek van vennootschappen en verenigingen en een grondige herwerking van het verbintenissenrecht.

Deze materies zijn nog in volle evolutie en zijn dus nog niet omgezet in finale wetteksten. Wij houden dit voor u nauwlettend in het oog en berichten u van zodra er duidelijkheid is over de finale teksten en de impact die ze zullen hebben op het ondernemingsleven.