Vennootschapsbelasting

Aan de voorwaarden m.b.t. de DBI-vrijstelling (vrijstelling van ontvangen dividenden) worden volgende wijzigingen gepland voor dividenden tussen grote ondernemingen:

  • Participatievoorwaarde: 10% (ongewijzigd) of een minimumdeelneming van EUR 4 miljoen (momenteel EUR 2,5 miljoen);
  • Bij toepassing van de grens van EUR 4 miljoen moet de deelneming bovendien de aard van een “Financieel Vast Actief” hebben. 

Merk op dat de voorwaarde dat de deelneming de aard van Financieel Vast Actief moet hebben, voorheen reeds heeft bestaan (geschrapt sinds 1 januari 2011). De reden daarvoor was dat de Europese Commissie België in 2009 over deze bijkomende voorwaarde in gebreke had gesteld. 

Echter, thans zal de voorwaarde dat de deelneming de aard van Financieel Vast Actief moet hebben, enkel gelden indien de deelneming niet aan de participatievoorwaarde voldoet, maar wel de EUR 4 miljoen grens haalt. Vermits enkel de participatievoorwaarde in de Europese Moeder Dochterrichtlijn is opgenomen, zal de voorwaarde dat de deelneming de aard van Financieel Vast Actief moet hebben deze keer wellicht standhouden.

De verstrengde voorwaarden zoals hierboven beschreven, zijn enkel van toepassing voor en tussen grote ondernemingen. Voor de kleine en middelgrote ondernemingen blijven de huidige voorwaarden van toepassing. 

Onder kleine en middelgrote ondernemingen vallen de rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenen en die in ten minste twee van de laatste drie afgesloten boekjaren aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Gemiddeld personeelsbestand van minder dan 250 personen; EN
  • Omzet (exclusief BTW) niet hoger dan EUR 50 miljoen, OF
  • Balanstotaal niet hoger dan EUR 43 miljoen

In geval van verbonden ondernemingen, worden deze criteria op geconsolideerde basis geëvalueerd. Voor het begrip “kleine en middelgrote ondernemingen” wordt ook pro rata rekening gehouden met de cijfers van ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat.

De aftrek definitief belaste inkomsten (of DBI-aftrek), die we nu in de aangifte verwerken als een aftrek, zal in de toekomst omgevormd worden naar een vrijstelling. Deze zal in de aangifte worden opgenomen als een verhoging van de begintoestand van de reserves.

Deze wijziging zou in principe tot gevolg kunnen hebben dat de DBI-vrijstelling automatisch overdraagbaar wordt naar volgende belastbare tijdperken. Momenteel is de DBI-aftrek immers niet overdraagbaar voor dividenden die afkomstig zijn van vennootschappen in landen buiten de EER, en waarbij er geen anti-discriminatiebepaling in het dubbelbelastingverdrag werd opgenomen. Het is echter niet uitgesloten dat de toekomstige wetgeving de bestaande beperkingen qua overdraagbaarheid in een andere vorm behoudt.   

Bovendien kan de DBI-aftrek momenteel niet in mindering worden gebracht van bepaalde verworpen uitgaven, de zogenaamde ‘besmette’ of ‘slechte’ verworpen uitgaven. Het zou kunnen dat deze beperking in de toekomst vervalt, nu de aftrek zal worden hervormd naar een vrijstelling. Ook hier is het behoud van de bestaande beperking in een andere vorm niet uit te sluiten.

Ook voor DBI-beveks komen er enkele wijzigingen aan: 

  • de meerwaarde bij uitstap uit een DBI-bevek zal belast worden aan een tarief van 5% (exit-taks);
  • de roerende voorheffing op uitgekeerde dividenden zal enkel verrekenbaar zijn in de vennootschapsbelasting als de ontvangende vennootschap de minimale bedrijfsleidersbezoldiging (zie verder) toekent in het jaar van ontvangst. Vennootschappen die beleggen in een DBI-bevek zullen hiermee dus rekening moeten houden, zoniet is de ingehouden roerende voorheffing niet langer een voorschot op hun uiteindelijke vennootschapsbelasting, maar een bijkomende fiscale last.

De voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting worden aangepast.

Het verlaagd tarief van 20% vennootschapsbelasting op de 1° schijf van EUR 100.000 belastbaar inkomen is aan een aantal voorwaarden onderworpen.

Een daarvan is dat aan ten minste één bedrijfsleider (natuurlijk persoon) een bezoldiging toegekend wordt van EUR 45.000 (zo deze bezoldiging lager is dan EUR 45.000, moet ze gelijk zijn of hoger zijn dan het belastbaar inkomen van de vennootschap).

Deze minimale bezoldiging zal verhoogd worden naar EUR 50.000 en zal jaarlijks worden geïndexeerd.

De bedrijfsleidersbezoldiging zou voortaan ook voor maximaal 20% uit voordelen alle aard mogen bestaan. Aanvullende bonussen blijven wel toegestaan. Het is niet duidelijk of dit maximum aan voordelen alle aard enkel zal gelden voor de beoordeling van de minimale bedrijfsleidersbezoldiging als voorwaarde voor het toepassen van het verlaagd tarief vennootschapsbelasting dan wel een bredere invulling zal krijgen.

De voorgenomen verstrenging van de voorwaarde om van het verlaagd tarief vennootschapsbelasting te kunnen gebruik maken, past in een breder kader om de “vervennootschappelijking” tegen te gaan. Enkele voorgenomen maatregelen met hetzelfde doel zijn opgenomen onder het luik ”personenbelasting”.

Investeringsaftrek 

De investeringsaftrek is momenteel soms maar één jaar overdraagbaar en de jaarlijkse aanwending van overgedragen investeringsaftrek is begrensd. Daardoor kan het theoretische voordeel van de investeringsaftrek hetzij wegvallen hetzij pas later in de tijd worden genoten.

Deze beperkingen zouden wegvallen.

Daarnaast wordt de aftrek verhoogd van 30% naar 40% voor kwalificerende investeringen in energie-, mobiliteits- en milieuprojecten voor grote vennootschappen. Kleine vennootschappen konden al van de 40% investeringsaftrek genieten. 

Onderzoek & ontwikkeling

Bij de toepassing van de investeringsaftrek voor O&O wordt de gewestelijke attesteringsverplichting afgeschaft. Dit attest diende om te bevestigen dat de nieuwe producten en technologieën die voortkomen uit het O&O waarvoor de desbetreffende vaste activa worden gebruikt, geen effect hebben op het leefmilieu of het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk beogen te beperken.

Nu kunnen materiële vaste activa, die gebruikt worden voor O&O, voor de invetseringsaftrek in aanmerking komen, o.m. als ze gebruikt worden in een “onderzoekscentrum”. Ondernemingen die uitsluitend O&O uitvoeren, zouden een erkenning kunnen verkrijgen als onderzoekscentrum. Dit zou hen moeten toelaten om de investeringsaftrek toe te passen op alle materiële vaste activa die binnen het erkende onderzoekscentrum worden aangewend voor O&O, zonder jaarlijks de benodigde bewijzen te hoeven verzamelen. 

Omdat het soms moeilijk is het begrip “O&O” te definiëren, zullen Belspo en de fiscus akkoorden publiceren over de kwalificatie van “O&O”.

Dit zal ondernemingen meer vertrouwen en duidelijkheid bieden of ze bij hun investeringen de investeringsaftrek zullen kunnen genieten.

Het groepsbijdrageregime (i.e. de zogenaamde fiscale consolidatie) zal niet alleen meer mogelijk zijn bij rechtstreekse participaties, maar ook bij onrechtstreekse participaties. Zo zou dus een holding niet enkel het fiscaal verlies van een rechtstreekse dochtervennootschap in mindering kunnen brengen, maar ook fiscale verliezen van vennootschappen op een lager niveau in de groepsstructuur.

Daarnaast zullen nieuwe vennootschappen, namelijk diegene die minder dan 5 jaar de vereiste onderlinge verbondenheid kennen, niet langer uitgesloten zijn. Of de minimumtermijn van 5 jaar geschrapt wordt, dan wel in minder strenge vorm behouden zal blijven, is momenteel nog niet duidelijk.

Tot slot zal de DBI-vrijstelling (vrijstelling van ontvangen dividenden) ook toegepast kunnen worden op winst die voortkomt uit een groepsbijdrage.

Sinds aanslagjaar 2021 wordt per wagen een individueel aftrekbaar percentage berekend op basis van de CO2-uitstoot en het brandstoftype, in bepaalde gevallen gecorrigeerd door minima en maxima. 

Er komen afzonderlijke maximale aftrekpercentages voor hybride wagens, die verschillen van deze voor andere wagens op fossiele brandstoffen. Deze zijn hetzelfde tijdens “de hele gebruiksduur van het voertuig door dezelfde eigenaar/huurder”, wat impliceert dat het maximumpercentage afhankelijk zal zijn van het jaar van aanschaf/ingebruikname:  

  • Hybride wagens met een uitstoot van meer dan 50 g/km: maximum fiscale aftrekbaarheid
    • 75% voor wagens aangeschaft in 2025, 2026 en 2027;
    • 65% in 2028; 
    • 57,5% in 2029.

  • Hybride wagens met een uitstoot van maximum 50 g/km: maximum fiscale aftrekbaarheid
    • 100% voor wagens aangeschaft in 2025, 2026 en 2027;
    • 65% in 2028;
    • 57,5% in 2029.  

De fossiele brandstofkosten van hybride wagens, die 50% aftrekbaar zijn sinds 2023, blijven 50% aftrekbaar tot eind 2027. 

De kosten van elektriciteit volgen de maximale aftrekpercentages voor elektrische wagens: 95% voor wagens aangeschaft in 2027 tot 67,5% voor wagens aangeschaft in 2031.

Lees meer over het algemene overzicht van de aftrekbaarheid van autokosten en aanverwante onderwerpen.

Het formulier 270MLH, dat sinds aanslagjaar 2024 verplicht toe te voegen is bij de aangifte opdat huurkosten als aftrekbare beroepskosten zouden kwalificeren, zal vervangen worden door een administratief eenvoudiger alternatief.

In dit alternatief zal er rekening gehouden worden met de informatie waarover de administratie al beschikt. Dit zou dus tegemoetkomen aan de kritiek dat het bestaande formulier 270 MLH in te veel situaties moet ingediend worden, bv. ook voor de verhuur van een onroerend goed (buiten toepassing van btw) waarbij huurder en verhuurder beiden een vennootschap zijn.

Afschaffing verdere aanleg voorziening voor sociaal passief 

De mogelijkheid om nog een bijkomende, fiscaal vrijgestelde voorziening voor sociaal passief aan te leggen wordt afgeschaft. Deze was indertijd ingevoerd n.a.v. de gelijkschakeling van het statuut van arbeiders en bedienden en de stijging van de kost van mogelijke opzegvergoedingen

Afschaffing gunstregime van belasting op meerwaarden op bedrijfsvoertuigen             

Het stelsel van tijdelijke vrijstelling van meerwaarden op voertuigen, aangewend voor bezoldigd personenvervoer of goederenvervoer, wordt beëindigd.

Versnelde afschrijvingen

Investeringen in onderzoek en ontwikkeling, defensie en energietransitie zullen versneld afgeschreven kunnen worden tegen 40% in het jaar van aanschaffing.

KMO’s zullen opnieuw degressief kunnen afschrijven.

Tijdelijk verhoogde fiscale aftrek voor elektrische bestelwagens en vrachtwagens

Er zal tijdelijk een verhoogde aftrek komen voor elektrische bestelwagens en vrachtwagens. Het is onduidelijk of de recent ingevoerde investeringsaftrek fiscaal interessanter zal worden dan wel of bepaalde kosten aan een verhoogd percentage in mindering van het belastbaar resultaat zullen gebracht kunnen worden

Maaltijd-, eco- en cultuurcheques 

Het maximale bedrag van een maaltijdcheque zou in 2 stappen van EUR 8 naar EUR 12 stijgen. De fiscale aftrekbaarheid van de werkgeverskost (thans EUR 2 per maaltijdcheque) zal overeenkomstig worden verhoogd.

Eco- en cultuurcheques zouden, wellicht via sociaal overleg afgeschaft worden 

Schenkingen van goederen aan erkende instellingen 

Deze zouden in de toekomst fiscaal aftrekbaar worden, zoals nu reeds mogelijk is voor giften in geld.

Tax shelter voor audiovisuele producties en voorafbetalingen

De vermeerdering bij onvoldoende voorafbetaling zal niet langer beïnvloed worden door het ondertekenen van een raamovereenkomst in het kader van een tax shelter voor audiovisuele producties. De juiste draagwijdte van deze maatregel is nog niet duidelijk.

Transfer pricing verplichtingen

Transfer pricing documentatie, die aantoont dat verbonden ondernemingen een correcte prijszetting voor hun onderlinge transacties toepassen, zou vereenvoudigd worden en beperkt worden tot de essentiële elementen. Deze vereenvoudiging zou in hoofdzaak betrekking hebben op kleine en middelgrote ondernemingen.

Hervorming maximale fiscaal vrijgestelde opbouw extralegale pensioenen

De opbouw van een extralegaal pensioen (groepsverzekering, IPT ...) kan fiscaal slechts vrijgesteld worden met o.a. het respecteren van de zgn. “80% grens”. Deze grens houdt o.m. rekening met de loopbaan, alle opgebouwde extralegale pensioenen, overdraagbaarheid van de pensioenrente enz. Deze regel zal worden hervormd maar verdere details ontbreken vooralsnog.