article banner
VAT

Btw-vrijstelling internationaal transport wijzigt vanaf 1 april 2022

Nele Pichal Nele Pichal

De btw-administratie heeft recent een circulaire[1] gepubliceerd die de toepassing van de btw-vrijstelling voor internationaal goederenvervoer beperkt. Om van de vrijstelling te kunnen genieten, dient er (1) niet enkel een rechtstreekse link aangetoond te worden met de voor uitvoer bestemde goederen maar (2) dient er voortaan ook rekening gehouden te worden met de afnemer van de vervoersdienst. De dienst zal immers enkel nog van toepassing zijn wanneer het vervoer is verricht voor de ‘afzender’ of  ‘ontvanger’ van de goederen. De vrijstelling zal niet langer van toepassing zijn op vervoersdiensten in onderaanneming.

In welke situaties is dit relevant?

Het is van belang het toepassingsgebied van de btw-vrijstelling en bijgevolg ook het toepassingsgebied van de nieuwe circulaire af te bakenen.

  • Enkel wanneer de transactie voor btw-doeleinden plaatsvindt in België, dienen de Belgische regels inzake de toepassing van een eventuele vrijstelling onder de loep te worden genomen. Diensten, en meer bepaald vervoersdiensten, vinden in een contractsrelatie tussen twee belastingplichtigen in principe plaats daar waar de ontvanger van de dienst gevestigd is.

    Het gewijzigd standpunt van de Belgische administratie is bijgevolg in principe relevant wanneer de afnemer van de dienst in België is gevestigd alsook in het geval de Belgische regelgeving van toepassing is in het kader van de use and enjoyment-regel.
  • In een tweede stap moeten de voorwaarden voor toepassing van de btw-vrijstelling worden afgetoetst. Volgens het Btw-Wetboek[2] zijn van de belasting vrijgesteld de diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen vanuit een andere lidstaat buiten de Europese Gemeenschap.  

Huidige regels: ruim toepassingsgebied: ook bij onderaanneming

Algemeen gesproken is de belastbaarheid de regel en zijn vrijstellingen hier uitzonderingen op die strikt moeten worden geïnterpreteerd. Slechts wanneer aan alle voorwaarden die de regelgeving stelt, is voldaan, kan de btw-vrijstelling worden toegepast.

Om vrijstelling te kunnen genieten, dient (1) het vervoer rechtstreeks verband te houden met goederen die bestemd zijn voor uitvoer en (2) moeten de goederen zich, op het ogenblik dat ze de buitengrens van de Europese Gemeenschap overschrijden, in dezelfde staat bevinden als bij aanvang van het vervoer.

Dit moet aangetoond worden aan de hand van bewijsstukken. Hierbij schrijft de administratie voor dat ‘elk document is toegelaten en geen enkel document op zich voldoende of noodzakelijk is’. In haar commentaren geeft de btw-administratie volgende documenten als voorbeeld: transportdocumenten, de factuur, de bestelbon van de opdrachtgever, een verklaring van de hoofdvervoerder in geval van onderaanneming, evenals, in voorkomend geval, een kopie van het douanedocument.

De Belgische administratie heeft deze vrijstelling steeds ruim toegepast, ook na Europese rechtspraak die oordeelde dat de vrijstelling enkel in de laatste schakel tussen vervoerder en uitvoerder/eigenaar van de goederen van toepassing is[3]. Tot op heden kon de vrijstelling ook worden toegepast in het geval van onderaanneming van vervoersdiensten.

Onder Europese druk komt hier nu toch een wijziging van dit standpunt.

Toepassingsgebied vanaf 1 april 2022

Vanaf 1 april 2022 dient er niet enkel een rechtstreekse band te bestaan met de goederen zelf maar ook met de partij voor wie de dienst wordt verricht.

Voortaan zal de vrijstelling enkel van toepassing zijn wanneer de vervoersdienst wordt verricht voor de ‘afzender’ of ‘ontvanger’ van de goederen. Dit betreft:

  • de verkoper of de koper van de uit te voeren goederen
  • de eigenaar, de huurder of de ontlener van de uit te voeren goederen
  • de maakloonwerker die goederen uitvoert buiten de Europese Gemeenschap om ze een herstelling, bewerking, verwerking of aanpassing te laten ondergaan
  • de persoon die goederen wederuitvoert buiten de Europese Gemeenschap, die hij op zicht, op proef of in consignatie had ontvangen
  • de persoon die goederen wederuitvoert buiten de Europese Gemeenschap, nadat ze door hem zijn hersteld, bewerkt, verwerkt of aangepast.

Indien de eigenlijke dienstverrichter een beroep doet op een onderaannemer voor het verrichten van de goederenvervoerdienst, kan de dienst verricht door de onderaannemer niet van de btw worden vrijgesteld.

 

In het licht van de bovenstaande wijzigingen is het sterk aan te bevelen om de btw-behandeling van de logistieke diensten, zowel ontvangen als verleend, na te kijken. Zo vermijdt u potentiële risico’s zoals de navordering van btw, verhoogd met boetes en nalatigheidsinteresten. 

 

[1] Circulaire 2021/C/96

[2] Btw-Wetboek, artikel 41, §1, 3°

[3] Arrest Hof van Justitie, ‘L.C.’ IK, zaak C-288/16 van 29 juni 2017