article banner
Directe belastingen

Terbeschikkingstelling woning - eindelijk duidelijkheid over belastbaar voordeel

Bart Verstuyft Bart Verstuyft

De forfaitaire waardering van het voordeel voor de terbeschikkingstelling in de woning werd eerder in de rechtspraak veroordeeld. Om de bestaande discriminatie op te lossen, was een aanpassing van de formule nodig. Eind 2018 besliste men om voortaan een vermenigvuldigingsfactor 2 te hanteren, ongeacht door wie de woning ter beschikking wordt gesteld en ongeacht de hoogte van het kadastraal inkomen (KI)*.  

Voordeel alle aard

Vanaf 1 januari 2019 (aanslagjaar 2020) is het belastbaar voordeel van een woning dus gelijk aan:

  • niet-gemeubelde woning: geïndexeerd KI x 100/60 x 2
  • gemeubelde woning: geïndexeerd KI x 100/60 x 2 x 5/3

Voor 2018 (aanslagjaar 2019) is de nieuwe coëfficiënt dus nog niet van toepassing, zodat voor aanslagjaar 2019 een coëfficiënt 1 mag worden gehanteerd (en niet 3,8 – zie circulaire 2018/C/57 dd. 15 mei 2018). Op basis van de nieuwe indexatiecoëfficiënt (1,8230) bedraagt het voordeel van een niet-gemeubelde woning met een KI van €1.000,00 dus €3.038,34. Voor 2019 (aanslagjaar 2020) zal het voordeel circa €6.076,67 bedragen.

Indien ook de kosten van verwarming en elektriciteit worden gedragen door de werkgever/vennootschap, stijgt het voordeel (aanslagjaar 2019) met respectievelijk €900 en €450 (werknemers) of €1.990 en €990 (bestuurders). Voor aanslagjaar 2020 is dit €910 en €460 (werknemers) of €2.030 en €1.010 (bestuurders).

Aftrekbaarheid kosten

Dit is uiteraard goed nieuws voor belastingplichtigen met een woning in hun vennootschap. Toch moet u hiermee voorzichtig omspringen. De fiscus (en de rechtspraak) hanteren de laatste jaren immers een aanzienlijk strengere visie op de aftrekbaarheid van de kosten van de woning.

Ingevolge de zogenaamde ‘bezoldigingstheorie’ zijn deze kosten principieel aftrekbaar als vergoeding voor de prestaties van de zaakvoerder. De vennootschap is vrij om de methode van verloning te kiezen en de fiscus mag geen opportuniteitsbeoordeling doen. Maar steeds vaker wordt niet de methode, maar de (evenredige) prestatie in twijfel getrokken. Het feit dat de zaakvoerder belast wordt op bovenstaand voordeel, volstaat momenteel niet meer voor de aftrekbaarheid. Daarnaast moet de vennootschap aantonen dat de terbeschikkingstelling effectief een vergoeding is voor werkelijk geleverde prestaties. Op heden is het niet geheel duidelijk op welke wijze dit voldoende kan worden aangetoond, maar het terdege onderbouwen en documenteren van de verloningspolitiek is een must.  

 

* Wijziging art. 18, § 3, 2., KB/WIB 1992 door art. 1, KB van 7 december 2018