article banner
Direct Tax

De boekhoudkundige verwerking van winstpremies, inschrijvingsrechten en aandelenopties

Kristof Wuyts Kristof Wuyts

Het gebeurt vaak dat een onderneming haar werknemers en/of bedrijfsleiders wenst te belonen voor het extra werk dat zij hebben verricht en de bijdrage die ze hebben geleverd in de resultaten van het bedrijf.

In deze bijdrage bespreken we drie stimulansen die kunnen worden gebruikt om op een efficiënte wijze deze sleutelfiguren binnen een onderneming te belonen: de winstpremie, het inschrijvingsrecht (vroeger warrant) en de aandelenoptie. Per stimulans wordt de boekhoudkundige verwerking als de fiscaal- en sociaalrechtelijke behandeling besproken in de situatie dat de werkgever-vennootschap dergelijke stimulansen rechtstreeks toekent aan haar werknemers en/of bedrijfsleiders.

De winstpremie

Begrip

De winstpremie kan worden toegepast om aan de werknemers – de regeling geldt niet voor zelfstandige bedrijfsleiders – van de onderneming een deel van de winst van het boekjaar als extra beloning toe te kennen. Onder ‘winst van het boekjaar’ wordt het positieve bedrag bedoeld als vermeld onder code 9905 van het jaarrekeningschema. Er bestaan twee soorten winstpremies: de identieke winstpremie en de gecategoriseerde winstpremie. Kiest de onderneming voor een identieke premie, dan zal deze aan alle werknemers een gelijk bedrag of gelijk percentage van het loon als premie toekennen. Indien wordt geopteerd voor een gecategoriseerde winstpremie, zal de hoogte van het bedrag per werknemer afhankelijk zijn van een verdeelsleutel die wordt toegepast en die gesteund is op objectieve criteria (bijvoorbeeld anciënniteit, functie, weddeschaal, etc.).

De werkgever kan het bedrag van de identieke winstpremie dat een vast bedrag omvat, pro rata berekenen in functie van de effectieve arbeidsprestaties die door de werknemer werden geleverd in het laatst afgesloten boekjaar (waardoor periodes van langdurige ziekte kunnen worden uitgesloten). Weliswaar moet de werkgever minstens met een aantal wettelijke schorsingsperiodes rekening houden, onder andere het moeder- en vaderschapsverlof, het adoptieverlof en de jaarlijkse vakantie. De werkgever mag de lijst naar eigen keuze uitbreiden, maar niet beperken.

De volgende voorwaarden en grenzen moeten in acht genomen worden wanneer er wordt beslist een winstpremie toe te kennen:

  • De onderneming die de winstpremie uitkeert is onderworpen aan de vennootschapsbelasting.
  • De winstpremie mag niet dienen als vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen alle aard of om het even welk voordeel.
  • De werkgever kan maximaal 30% van de brutoloonmassa onder deze regeling toekennen:
    • Voor de identieke winstpremie moet in de notulen van de algemene vergadering melding worden gemaakt van onder andere het bedrag, de berekeningswijze en de toekenningsregels.
    • Voor de gecategoriseerde winstpremie dienen de modaliteiten te worden opgenomen in het participatieplan, ingevoerd via de collectieve arbeidsovereenkomst of de toetredingsakte.

Boekhoudkundige verwerking bij de werkgever-vennootschap

De winstpremie is een loonbestanddeel dat niet onder ‘loonkosten’ wordt geboekt. Boekhoudkundig komt de winstpremie neer op een resultaatverwerking en is de verwerking gelijkaardig aan de toekenning van dividenden en tantièmes. De boeking ziet er als volgt uit:

696 Resultaatverwerking (werknemers)  
  Aan 473 Andere rechthebbenden

Indien voldaan aan de eerder genoemde voorwaarden en grenzen, wordt de winstpremie sociaalrechtelijk niet aanzien als loon, waardoor de normale sociale bijdragen niet zijn verschuldigd. Enkel een solidariteitsbijdrage van 13,07% is verschuldigd door de werknemer, dat wordt ingehouden op het bedrag van de premie.

In de personenbelasting is de winstpremie die voldoet aan de voorwaarden en binnen de hogervermelde grenzen, vrijgesteld van inkomstenbelasting. Op het brutobedrag, na aftrek van de solidariteitsbijdrage, zal een met inkomstenbelasting gelijkgestelde belasting van 7% aan de bron worden ingehouden, die bevrijdend werkt (de winstpremie moet niet meer in de aangifte personenbelasting worden opgenomen).

De werkgever moet de winstpremie opnemen onder diverse inlichtingen van de loonfiche van de werknemer. Verder zal hij ook instaan voor de inhouding en doorstorting van de sociale bijdragen, de betaling van de taks en de indiening van het formulier ‘273Part’. De toegekende winstpremie is niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting en kan niet verminderd worden met fiscale aftrekken (fiscale verliezen, investeringsaftrek, DBI-aftrek, …).

Het inschrijvingsrecht

Begrip

Een inschrijvingsrecht geeft de houder ervan het recht om bij een kapitaalverhoging een bepaald aantal nieuwe aandelen van de uitgevende vennootschap te kopen tegen een vooraf bepaalde prijs en binnen een vooraf vastgelegde termijn. Inschrijvingsrechten kunnen zowel worden toegekend aan werknemers als aan zelfstandige bedrijfsleiders. Een inschrijvingsrecht kan op zichzelf worden uitgegeven of verbonden zijn aan een ander effect (bijvoorbeeld aandeel of obligatie), weliswaar steeds rekening houdend met de relevante vennootschapsrechtelijke bepalingen (statutenwijziging met tussenkomst notaris, besluit algemene vergadering, etc.). In deze bijdrage beperken wij ons tot de boekhoudkundige verwerking, alsook de sociale en fiscale behandeling van het autonoom uitgegeven inschrijvingsrecht en het inschrijvingsrecht verbonden aan een aandeel.

Boekhoudkundige verwerking bij de werkgever-vennootschap

In het geval inschrijvingsrechten op zichzelf en kosteloos worden uitgegeven, hebben deze geen invloed op het eigen vermogen van de vennootschap zolang ze niet worden uitgeoefend. De uitgifte van dergelijke inschrijvingsrechten wordt bijgevolg noch in de balans, noch in de resultatenrekening tot uitdrukking gebracht. Indien dergelijke inschrijvingsrechten tegen een (beperkte) vergoeding worden uitgegeven, zal het bedrag dat de vennootschap ontvangt, worden geboekt onder de uitgiftepremie en zal definitief verworven zijn, ongeacht of de houder van het inschrijvingsrecht later al dan niet zijn recht uitoefent. Noteer dat in de toelichting bij de jaarrekening het aantal toegekende rechten moet worden opgenomen.

Zodra de inschrijvingsrechten worden uitgeoefend, wordt de uitoefenprijs, afhankelijk van de keuze van het bevoegde vennootschapsorgaan, volledig onder kapitaal geboekt dan wel gedeeltelijk onder kapitaal en gedeeltelijk onder de uitgiftepremies.

In het geval inschrijvingsrechten worden uitgegeven die zijn verbonden aan nieuw uitgegeven aandelen en hiervoor één enkele uitgifteprijs is vastgesteld, betreft dit voor de uitgevende vennootschap steeds een inbreng en dient de uitgifteprijs geen onderscheid te maken tussen het bedrag dat slaat op de nieuwe aandelen en op de inschrijvingsrechten zelf. Hieruit vloeit voort dat de uitgifteprijs van de aandelen volgens de beslissing van het bevoegde vennootschapsorgaan hetzij volledig onder kapitaal, hetzij gedeeltelijk onder kapitaal en gedeeltelijk onder uitgiftepremies kan worden geboekt.

Sociale en fiscale behandeling

Wanneer inschrijvingsrechten kosteloos of tegen een gunstigere prijs worden toegekend aan de werknemer of bedrijfsleider, zullen er sociale bijdragen verschuldigd zijn op het moment van uitoefening van deze rechten. De belastbare grondslag is de waarde van de aandelen waarop wordt ingeschreven, eventueel verminderd met de betaalde prijs voor de inschrijvingsrechten zelf. Hierop zal de werkgever 25% werkgeversbijdrage moeten betalen, alsook 13,07% werknemersbijdrage moeten inhouden. Echter, indien deze inschrijvingsrechten vallen onder het toepassingsgebied van de Optiewet, worden deze uitgesloten van het loonbegrip en zijn er geen sociale bijdragen verschuldigd (noch op het moment van toekenning noch op het moment van uitoefening), behoudens enkele uitzonderingen (zie verder).

Fiscaal zullen dergelijke inschrijvingsrechten eveneens belastbaar zijn op het moment van uitoefening op de waarde van de aandelen waarop wordt ingeschreven, eventueel verminderd met de betaalde prijs voor de inschrijvingsrechten zelf. Dit bedrag wordt belast als beroepsinkomen aan de progressieve belastingtarieven in de personenbelasting. Werknemers die op deze manier aandelen verkrijgen van hun werkgever, kunnen de eventuele betalingen opnemen als belastingvermindering voor werkgeversaandelen wanneer verder voldaan is aan de daartoe geldende voorwaarden. Bedrijfsleiders kunnen deze belastingvermindering niet toepassen. Indien de inschrijvingsrechten onder de Optiewet vallen, zal het belastbaar moment zich echter voordoen op het moment van toekenning van de inschrijvingsrechten en wordt de belastbare grondslag forfaitair bepaald (zie verder).

De werkgever is gehouden tot de inhouding van de bedrijfsvoorheffing en het vermelden van bovenstaand voordeel op de loonfiche van de werknemer als ontvangen voordeel van alle aard (of als aandelenopties indien de warrants vallen onder de Optiewet, zie verder).

De aandelenoptie

Begrip

Een aandelenoptie wordt omschreven als het recht om gedurende een welbepaalde termijn een bepaald aantal bestaande aandelen aan te kopen, of naar aanleiding van een kapitaalverhoging in te schrijven op een bepaald aantal nieuwe aandelen, tegen een vastgestelde of een nog vast te stellen prijs.

Aandelenopties uitgegeven na 1 januari 1999 kunnen vallen onder de Optiewet[1]. De bovenstaande uitgebreide definitie van ‘aandelenoptie’ laat toe de toepassingssfeer van de wet uit te breiden naar de inschrijvingsrechten (warrants). Om onder de Optiewet te vallen, dienen de opties door de werknemer of bedrijfsleider te worden aanvaard bij schriftelijke overeenkomst en binnen de 60 dagen na de datum van het aanbod. De opties zijn belastbaar op de 60ste dag volgend op de datum van aanbod en worden voor belastingdoeleinden op het moment van toekenning (al dan niet forfaitair) gewaardeerd.

Belastbaar bedrag

Het belastbaar bedrag van de in aanmerking komende opties hangt af van het feit of deze opties al dan niet op een effectenbeurs zijn genoteerd. Indien deze wel zijn genoteerd, wordt het belastbaar bedrag bepaald rekening houdende met de laatste slotwaarde vóór de datum van het aanbod. Wanneer de aandelenopties niet zijn genoteerd, wordt de belastbare grondslag bepaald rekening houdend met de marktwaarde van de onderliggende aandelen. Om tot de marktwaarde van de onderliggende aandelen te komen, dient men opnieuw de vraag te stellen of deze aandelen al dan niet op de beurs zijn genoteerd. Indien dit wel het geval is, wordt met de gemiddelde koers gewerkt. Indien niet, zal de waarde worden bepaald door een (commissaris-)revisor of accountant. Nadien wordt op de waarde van de aandelen een percentage toegepast, zijnde:

  • 18% (standaardpercentage), verhoogd met 1% per begonnen jaar dat de uitoefenbare periode van de aandelenopties 5 jaar overschrijdt sinds het aanbod
  • 9% (verlaagd percentage) indien de optieovereenkomst aan een aantal wettelijke voorwaarden voldoet, opgenomen in de Optiewet, verhoogd met 0,5% per begonnen jaar dat de uitoefenbare periode van de aandelenopties 5 jaar overschrijdt sinds het aanbod.

Wanneer de uitoefenprijs van de aandelenoptie reeds op het moment van het aanbod lager is dan de onderliggende marktwaarde van het aandeel (‘in the money’), wordt het verschil bijgeteld als belastbaar voordeel voor zover het meer bedraagt dan de totale belastbare som zoals hierboven berekend. Dit geldt ook wanneer de aandelenoptieovereenkomst clausules bevat die een voordeel verschaffen aan de ontvanger.

Wanneer de opties (en inschrijvingsrechten) niet onder de Optiewet vallen (bijvoorbeeld, de werknemer of bedrijfsleider heeft later dan 60 dagen zijn akkoord gegeven), zal het belastbaar voordeel in natura gelijk zijn aan het verschil tussen de reële marktwaarde van de ontvangen aandelen op het ogenblik van de uitoefening en de door de betrokkene betaalde aankoopprijs. Er zijn normale werkgeversbijdragen (25%) en werknemersbijdragen (13,07%) verschuldigd. Dit voordeel in natura wordt bij de werknemer of bedrijfsleider belast aan de progressieve tarieven in de personenbelasting.

Boekhoudkundige verwerking bij de werkgever-vennootschap

Bij toekenning van aandelenopties wordt de vennootschap blootgesteld aan het risico van het toekomstig prijsverschil dat ontstaat tussen de uitoefenprijs van de opties en de beurskoers (indien genoteerd) of reële waarde van de onderliggende aandelen. Doordat er een toekomstige en zekere kost zal ontstaan waarvan het bedrag nog niet vaststaat, zal de vennootschap een voorziening moeten aanleggen door middel van volgende boeking:

637 Voorzieningen voor andere risico’s en kosten  
  Aan 163/5 Voorzieningen voor overige risico’s en kosten

Indien de vennootschap zichzelf heeft ingedekt door bepaalde indekkingsstrategieën of door voorafgaandelijke inkoop van eigen aandelen, mag bovenstaande voorziening niet worden aangelegd.

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft twee methoden uitgewerkt om de voorziening gespreid en correct in de boekhouding te verwerken. In deze bijdrage wordt enkel de tweede methode besproken, die zich baseert op de werkelijke beurskoers of reële waarde van de onderliggende aandelen op balansdatum. Deze methode zorgt voor een jaarlijkse aanpassing van de geboekte voorziening naar de actueel geldende koers of reële waarde van de aandelen per balansdatum. De vennootschap dient onder deze methode enkel een inschatting te maken van de verwachte uitoefengraad van de betrokken genieters voor de tijdspanne tussen het moment van de toekenning en het eerste moment van mogelijke uitoefening van de opties.

Voorbeeld:

Op 1 januari 20X1 kent de vennootschap, beursgenoteerd, 100 opties toe aan 5 individuen (20 opties per persoon). Eén optie geeft recht op één aandeel. De uitoefenprijs van de opties wordt vastgelegd op €12,00 per aandeel.

Het recht tot uitoefening van deze opties ontstaat indien de kaderleden in dienst blijven voor een periode van vijf opeenvolgende jaren na toekenning van de opties (vesting periode).

Echter, nadat de opties zijn gevest, kunnen deze pas in de eerste jaarhelft van 20X8 uitgeoefend worden.

De beurskoers van het onderliggende aandeel en de verwachte uitoefeningsgraad evolueren als volgt per respectievelijke balansdatum:

Balansdatum Beurskoers Verwachte uitoefengraad
31 december 20X1 14,00 70%
31 december 20X2 17,00 75%
31 december 20X3 18,00

 

80%

31 december 20X4 16,00 70%
31 december 20X5 17,00 75%
31 december 20X6 18,00 80%
31 december 20X7 19,00 95%
Eerste jaarhelft 20X8 20,00 100%

In de loop van 20X5 en 20X7 heeft telkens één optiehouder de onderneming verlaten. Gedurende de eerste jaarhelft van 20X8 oefenen de drie overblijvende optiehouders hun opties uit.

  • Boekhoudkundige verwerking op 31 december 20X1

De beurskoers van het onderliggend aandeel bedraagt €14,00 per 31 december 20X1, ofwel €2,00 hoger dan de uitoefenprijs van de opties, zijnde €12,00.

5 kaderleden verkregen 100 opties. Echter, het bestuursorgaan verwacht dat uiteindelijk slechts 70% zal worden uitgeoefend waardoor er per 31 december 20X1 een voorziening voor €140,00 dient te worden aangelegd (100 opties x 70% x €2,00).

637 Voorzieningen voor andere risico’s en kosten 140,00  
  Aan 163/5 Voorzieningen voor overige risico’s en kosten - toevoeging 140,00

Dezelfde berekeningswijze en boeking dienen te gebeuren per 31 december 20X2 en 20X3, waardoor de totale voorziening per 31 december 20X3 op €480,00 komt.

  • Boekhoudkundige verwerking op 31 december 20X4

De beurskoers van het onderliggend aandeel bedraagt €16,00 per 31 december 20X4, ofwel €4,00 hoger dan de uitoefenprijs van de opties, zijnde €12,00.

De voorziening op balansdatum wordt dan ook als volgt berekend: 100 opties x 70% x €4,00 = €280,00. Per 31 december 20X3 werd er reeds een voorziening aangelegd ten belope van €480,00 waardoor er per 31 december 20X4 een terugname van €200,00 dient te worden geregistreerd:

163/5 Voorzieningen voor andere risico’s en kosten 200,00  
  Aan 6371 Voorzieningen voor overige risico’s en kosten - terugneming 200,00

Voor de boekjaren 20X5 tot en met 20X7 worden de toevoegingen aan de provisie geboekt conform 20X1 (rekening houdend met het aantal optiehouders die de onderneming nog niet hebben verlaten). De totale provisie na deze verrichtingen bedraagt €399,00.

  • Lichting optie door optiehouders in 20X8

Gedurende de uitoefenperiode in 20X8 beslissen de 3 overblijvende optiehouders hun opties te lichten. De beurskoers op dat ogenblik bedraagt €20,00. De onderneming verwerkt dit boekhoudkundig op de volgende manier:

A) Aankoop onderliggende aandelen

50 Eigen aandelen 1.200,00  
  Aan 550 Kredietinstellingen: rekening-courant

 

1.200,00

Zijnde 20 opties per overblijvende optiehouder, wat neerkomt op 20 x €20,00 x 3 = €1.200,00

B) Verkoop van de aandelen aan de optiehouders naar aanleiding van het lichten van de opties:

550 Kredietinstellingen: rekening-courant 720,00  
652 Minderwaarde op de realisatie van vlottende activa 480,00  
  Aan 50 Eigen aandelen 1.200,00

Er blijven namelijk nog 3 optiehouders over met elk 20 opties. De uitoefenprijs per optie bedraagt €12,00, waardoor 3 x 20 x €12,00 = 720,00 door de werkgever wordt ontvangen. Gezien de beurskoers per aandeel op het moment van uitoefening €20,00 bedraagt, is er een minderwaarde van €8,00 per aandeel.

C) Besteding daartoe aangelegde voorziening:

163/5 Voorzieningen voor andere risico’s en kosten 399,00  
  Aan 6371 Voorzieningen voor overige risico’s en kosten – besteding 399,00

Bij uitoefening bestaat er bijgevolg een netto-kost voor de onderneming van €81,00. Deze komt voort uit het verschil tussen de aangelegde voorziening met betrekking tot de gelichte opties (de aangelegde voorziening bedraagt op dat moment €399,00 voor 60 opties) enerzijds, en de minderwaarde bij verkoop van de door de onderneming ingekochte aandelen anderzijds.

Sociale en fiscale behandeling

De aandelenopties (en bijhorend de inschrijvingsrechten) die worden toegekend onder de Optiewet vallen niet onder het loonbegrip, waardoor er geen sociale bijdragen zijn verschuldigd. Wanneer de uitoefenprijs van de aandelenoptie reeds op het moment van het aanbod al lager is dan de onderliggende marktwaarde van het aandeel (‘in the money’) of wanneer de aandelenoptieovereenkomst clausules bevat in het voordeel van de ontvanger en die het (forfaitair) belastbaar bedrag overschrijden, zullen deze voordelen wél onderworpen zijn aan de normale sociale bijdragen.

Fiscaal wordt het berekend (forfaitair) belastbaar voordeel (inclusief bijkomende voordelen) op het moment van toekenning van de aandelenoptie aan de belasting onderworpen (aan de progressieve tarieven in de personenbelasting). Ingeval de opties tegen betaling werden verkregen, wordt deze betaling in mindering gebracht van het belastbaar voordeel. Een latere uitoefening van de opties of de verkoop van de aandelen brengt geen belastbaar moment teweeg, op voorwaarde dat de opties en aandelen deel uitmaken van het privévermogen van de begunstigde. Indien opties later waardeloos worden (bijvoorbeeld, omdat de werknemer is ontslagen en hierdoor zijn opties niet meer kan uitoefenen), kan de betaalde belasting op het voordeel niet meer worden teruggevorderd.

De werkgever dient bedrijfsvoorheffing in te houden op het forfaitair berekend voordeel en zal het voordeel melden op de loonfiche van de werknemer als ontvangen aandelenopties. De toevoegingen aan de voorziening (indien de vennootschap zichzelf niet heeft ingedekt) zijn niet vrijgesteld, aangezien de kost waarvoor de voorziening wordt aangelegd (toekomstige minderwaarde op de eigen aandelen) niet aftrekbaar is in de vennootschapsbelasting. Wanneer de voorziening wordt teruggenomen, zal deze terugname (die het resultaat verhoogt) niet worden belast in de vennootschapsbelasting aangezien er een afname van een belastbare voorziening (in de belaste reserves) plaatsvindt. Hierdoor wordt enkel de uiteindelijk gerealiseerde minderwaarde op de eigen aandelen finaal belast in de vennootschapsbelasting (als verworpen uitgave).

 

[1] Wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen